‘Nil volentibus arduum’: deze gevleugelde uitspraak kan vrij vertaald worden als: ‘Niks is te moeilijk voor zij die willen’. Deze uitspraak leerde ik in zijn klassieke vorm kennen op de schoolbanken ergens in de jaren ’80. Recent kwam ik ze opnieuw tegen op een bordje voor de deur van een hotel waar we met ons eigen team een tweedaags seminarie aan het houden waren.
Die dagen waren we bezig rond talent management en dat maakte dit bordje heel toepasselijk. Talent management is immers gericht op positieve energie. Mensen die werken binnen hun talenten laden hun batterijen op door te werken. Als je overwegend buiten je talenten werkt, dan lopen de batterijen leeg en heb je andere bronnen van energie nodig om te overleven.
Hoe herken je nu dat je talent hebt voor iets? Meest kenmerkend is dat je bij het inzetten van je talent in een toestand komt die men ‘flow’ noemt: je hebt geen last meer van tijd, ruimte, omgevingslawaai, etc.: je zit er helemaal in. Die toestand bereik je wanneer er een balans is tussen uitdaging en meesterschap.
Talenten kan je pas inzetten als je weet dat je ze hebt en als ze erkend worden door je omgeving. Meestal moet je door iemand anders erop gewezen worden dat je voor iets talent hebt. Voor jezelf is het vaak niet zichtbaar, je beseft niet dat je iets bijzonders kan en daarom zet je het ook minder in dan eigenlijk zou moeten. Dat betekent dat in een werkcontext de organisatie ook moet gericht zijn op het zoeken en vinden van de talenten van de medewerkers. Het competentiedenken dat momenteel in veel organisaties overweegt, focust op wat men nog niet (helemaal) kan om zijn job goed uit te oefenen. Dat is belangrijk, want er zijn in elke job inderdaad basiscompetenties die men nodig heeft, maar toch wordt er steeds meer gepleit om daarnaast ook ruimte te maken voor het inzetten van talenten. Hetzelfde geldt voor het onderwijs, waar men eerder tekorten probeert weg te werken dan voort te bouwen op successen en het realiseren van dromen.
Van werken binnen je talent krijg je ‘goesting’ en daar ligt de link met de Latijnse spreuk. Ze wisten in het oude Rome al: mensen met goesting kunnen bergen verzetten.
Werken met goesting betekent echter niet dat je op het werk alleen nog je goesting moet doen en dat alles wel in orde zal komen. Dat is zeker niet waar talent management om draait. Wanneer je in een organisatie werkt, dan kiest je niet alleen voor een job, maar ook voor een context, die nergens ideaal zal zijn. Er zullen altijd aspecten zijn die je minder liggen, taken die je echt niet graag doet, die buiten je talent liggen. Dan is het al te makkelijk om te zeggen: ‘Ik heb daar geen talent voor, dus doe ik dat niet.’ Iedereen heeft immers ook verantwoordelijkheid te nemen voor die zaken waar hij of zij geen talent voor heeft. Je kan kijken of die taken wel toegevoegde waarde hebben, of je ze anders kan organiseren, of je met collega’s kan afstemmen dat die zaken toch gebeuren. Of je neemt ze erbij omdat er voldoende andere zaken zijn die je wel energie geven. Maar je neemt er in alle geval wel zelf de verantwoordelijkheid voor op.
Kiezen voor talent is een uitdaging, zowel voor organisaties als ook voor individuen. Ondersteuning en aanmoediging zijn dus cruciaal. Spreek uw mensen aan op hun talenten (vaak beseffen ze het niet eens) en moedig hen aan om ervoor te kiezen en het in te zetten op het werk.