Zuiddag is sinds 2006 een project voor Vlaamse en Brusselse scholen. Leerlingen uit het vierde, vijfde, zesde en zevende jaar gaan een dagje werken in een bedrijf, bij een organisatie of met een particulier. Hun vergoeding van minimum 40 euro schenken ze aan leeftijdsgenoten uit het Zuiden. Bbest schakelde een helpende Zuiddag-hand in tijdens haar conferentie over Duurzaam ondernemen.
Het onderstaand relaas van deze student toont hoe een 16-jarige MVO en EFQM ziet.
Werk zoeken
Voor de leerlingen van de derde graad is het nu wel duidelijk dat werk zoeken een intensieve zoektocht is. Het zou er veel gemakkelijker op worden als ‘s morgens, terwijl je op de bus wacht, Wim De Vilder naar je toe kwam en vroeg of je soms geïnteresseerd was om een avondje zijn rol in het journaal over te nemen, omdat hij eigenlijk al een diner had gepland op hetzelfde moment. Helaas, Wim De Vilder komt ‘s morgens niet langs mijn bushalte en zelfs al deed hij dat, dan bood hij mij nog geen werk aan. Waarom? Werk biedt zichzelf niet aan. Bijgevolg zochten alle leerlingen van de derde graad van zowat iedere middelbare school werk voor één dag.
Onder de werkzoekenden vielen er twee groepen te onderscheiden. Er waren er die iets bijzonders wilden doen. Bij radio of televisie werken, bij het Rode Kruis of bij de koning. De meest uiteenlopende dingen kwamen ter sprake. Helaas was voor de meesten het antwoord negatief. Bijgevolg zakte een deel af naar de tweede groep: de wanhopigen. Deze term gaat op voor iedereen die gewoon werk wou en dus eender welk werk aannam. Er ontstond zelfs een kleiner groepje binnen de wanhopigen: de zogenaamde enórm wanhopigen. Tot het laatste groepje reken ik mezelf.
Gelukkig waren er gemotiveerde leerlingen die ons met handen en voeten probeerden uit te leggen waarom het ook alweer zo belangrijk was dat we gingen werken. Dit had twee voordelen, er vielen aanzienlijk veel lesuren door weg en wat nog beter was, ik kon uitleggen waarom ik precies deelnam aan de Zuiddag. Schijnbaar vonden werkgevers het een stuk aantrekkelijker om jongeren aan te nemen die exact wisten waarvoor ze geld inzamelden dan jongeren die mompelden dat het initiatief Zuiddag voor het goede doel was. Een feit dat me toch iets meer geruststelde.
Werk gevonden als receptioniste
Na een paar weken zoeken, slaagde ik erin werk te bemachtigen als receptioniste op een conferentie waarbij verschillende bedrijven elkaar hun manier van werken uit legden. Receptioniste zijn hield in mijn geval niet zoveel in. Ik moest de mensen hun naamkaartje geven, hun het programmaboekje geven in hun moedertaal en als ze het wilden weten mocht ik ook nog uitleggen waar de toiletten waren. Omdat er enkel mensen ‘s morgens toekwamen, zat mijn taak er om half negen al op - maar ik heb wel nog de hele dag uitgelegd waar de toiletten waren. Voor de mensen die nog in de afzichtelijk lange file stonden in de ring rond Brussel, moest ik toch nog even wachten vooraleer ik de vergaderingen kon bijwonen.
Het systeem voor de vergaderingen bestond eruit dat om de beurt afgevaardigden de strategie van hun firma mochten presenteren. Misschien is het omdat ik nooit economie heb gehad of misschien is het omdat de presentaties in of Engels of Frans waren. Maar pas na twee presentaties had ik door waar men op doelde. De MVO-basisstrategie voor iedere firma was simpel, tot daar was ik in elk geval mee : Planet ? People ? Profit. Dat houdt in dat als een firma een duurzaam en ecologisch beleid voert en dat duidelijk maakt aan de consument, deze ook meer geneigd zullen zijn hun product te kopen en zo kan de firma dan weer meer winst maken.
Om deze strategie te doen slagen, hanteert men een model zoals EFQM of concepten als cradle-to-cradle.
EFQM (European Foundation for Quality Management)
De eerste presentatie was misschien wel de meest theoretische van allen. Het EFQM-model gaat uit van acht basisconcepten die allemaal in nauw verband staan met succesvol ondernemen. De presentator was een Schot en het is uiteraard logisch dat de man dan Engels spreekt en hoogst waarschijnlijk sprak hij ook Engels, helaas niet in het vocabularium dat mij bekend is. Misschien lag het gewoon aan het feit dat de theorie allemaal wat moeilijker te begrijpen was dan de praktijk. De Suikerraffinaderij in Tienen past het model in ruime zin toe. En nadat ik die presentatie had gezien, vormde er zich in mijn hoofd een iets duidelijker beeld.
Cradle-To-Cradle
Cradle-To-Cradle verschilt van het EFQM-model in de zin dat dit geen model is, maar wel een Oosterse filosofie. Het lijkt me moeilijk dat een bedrijf, terwijl het tonnen winst maakt, ook nog eens erin slaagt een duurzaam beleid te voeren. Cradle-To-Cradle betekent letterlijk: “van wieg tot wieg” en dat vat juist de essentie samen.
Het draait erom dat de firma producten maakt bestaand uit materialen die kunnen gerecycleerd worden tot evenwaardige materialen. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat het product opnieuw in zijn oorspronkelijke bestanddelen kan uiteen gehaald worden. Bij normale recyclage wordt het product namelijk steeds gerecycleerd tot een minderwaardig product en vroeg of laat zal het product dus toch worden weggegooid. De vloerenfabrikant Desso past de filosofie toe.
Logo’s
Er zijn ook heel wat logo’s die de consument bewust moeten maken van wat ze steunen, maar helaas zijn er zoveel logo’s dat de consument door de bomen het bos niet meer ziet. Iedereen is bekend met Oxfam en hun Fairtrade logo. Iedereen weet waar Fairtrade voor staat en weet bewust waarom hij of zij er wel of niet voor kiest. Maar wie weet wat Rainforest Alliance doet? Rainforest Alliance staat niet alleen garant voor fair trade, maar ook voor de verzorging van het ecosysteem. Je kunt niet zeggen dat Rainforest beter of slechter is dan Fairtraide. Het verschilt gewoon enorm.
Een ander onbekend logo: Palm Oil. Nochtans wordt palmolie in verschrikkelijk veel dingen gebruikt. Chips wordt er knapperiger van en zeep wordt er zeep van. Maar de palmolieplantages in Indonesië en Maleisië bedreigen het leefgebied van de Orang-oetangs en daarvoor staat Palm Oil dan weer garant. Deze logo’s pasten perfect in de strategie van de bedrijven. Zo kan de firma de consument stimuleren om het product te kopen. Hoewel… Zoals ik begon: de consument ziet door de bomen het bos niet meer.
Moe maar tevreden
Toen de dag erop zat, bleek vergaderen vermoeiend te zijn. Veel vermoeiender dan school. Gelukkig had ik een rechtstreekse lift naar huis. Maar rechtstreeks of niet. De hele ring zat zelfs om zes uur ‘s avonds nog potdicht en onze GPS (met de naam Lucy) vond het nodig ons een uur te laten aanschuiven in een file. Toen we een rond punt bereikten sprak Lucy de wijze woorden: “Probeer om te draaien.”
Als ik dacht dat werk zoeken een opgave was, dan is het werken zelf ongeveer zoiets als de Mont Ventoux op fietsen. Dankzij de Zuiddag heb ik niet alleen een goed doel gesteund, maar ook veel bijgeleerd en bovendien een heel nieuw respect ontwikkeld tegenover werkzoekenden en werkenden.
Nina